Maarschalkerweerd Orgel Zwolle
Het Orgel
Het Maarschalkerweerd-orgel in de Onze Lieve Vrouwebasiliek werd gebouwd in 1896. Door de goedgevendheid van de fam. Heerkens – van Sonsbeeck kon Michaël Maarschalkerweerd het 38 stemmen tellende instrument bouwen in de oude orgelkas van het reeds aanwezige orgel. Het wapen van de familie prijkt bovenaan de orgelkas.
De kas stamt uit een Bruncwick-orgel dat de O.L.V. kerk overnam van de Observantenkirche uit het Westfaalse Münster in Duitsland. In 1697 bouwde Nikolaus Brunswick een Barok-orgel in een orgelkas, die werd gemaakt door de kloosterlingen. Dit orgel deed dienst tot 1811, toen de Fransen een eind maakte aan het kloosterleven.
In 1813 werd het orgel aangekocht door het kerkbestuur en naar Zwolle vervoerd over de Vecht. Daar werd het opgebouwd door Rudolf Knoll uit Hasselt.
Het Brunswick-orgel is door diverse orgelmakers gewijzigd, gerepareerd en gerestaureerd. Achtereenvolgens Georg Quellhorst(1817), Nicolaus Lohmann (1822), Johan Christoff Scheuer (1832, uitbreiding pedaal), C.F.A.Naber (1850) en Pieter Maarschalkerweerd (1868, toevoeging en wijziging)
Na diverse reparaties en veranderingen aan het orgel werd in 1896 door Michael Maarschalkerweerd een geheel nieuw binnenwerk gemaakt: een instrument van 38 stemmen verdeeld over 3 klavieren en pedaal. Twee generaties Ponten, Johan Silvester en zoon Eduard hebben in totaal 85 jaar het orgel bespeeld. Sinds 1977 is Gerard Keilholtz uit Raalte, dirigent en organist. lees meer >
Na de grote restauratie van de kerk in 1982 werd het orgel gerestaureerd door Vermeulen uit Alkmaar. De dispositie bleef origineel.
In 2003 was het nodig om de blaasbalgen van nieuw leer te voorzien en werden de oorspronkelijke winddrukken uit 1896 hersteld. Daardoor heeft het orgel een uitgebreide her-intonatie ondergaan door Flentrop Orgelbouw uit Zaandam.
Er vinden regelmatig concerten plaats op het orgel. Elke eucharistieviering op zondag 11.00 uur wordt het orgel bespeeld.

Michaël Maarschalkerweerd (1838-1915)
Het grote orgel uit de OLV-basiliek werd in 1896 geplaatst door Michaël Maarschalkerweerd uit Utrecht. Vanaf 1860 had zijn vader al aan het Brunswick-orgel uit 1697 gewerkt, dat in de huidige kas aanwezig was. Dit barokorgel voldeed niet meer aan de geest van de tijd. Een nieuw binnenwerk werd onder adviseurschap van Jos A. Verheyen gebouwd. Het werd ingespeeld op 15 augustus 1896.
Michaël Maarschalkerweerd (1838-1915)
Michaël Maarschalkerweerd, die als zoon van Pieter Maarschalkerweerd en Everarda Woudenberg werd geboren in 1838, studeerde aanvankelijk Waterbouwkunde. Hij kwam echter in 1860 bij zijn vader in de orgelmakerij te werken. In 1875 trouwde hij met Elisabeth van Groeningen. In 1879 kregen zij een tweeling die echter spoedig overleden. In 1883 kregen zij een dochter: Maria Cornelia Everarda.
Maarschalkerweerd bouwde orgels in een tijd dat de tijdgeest veranderde. Er kwam grote belangstelling voor de neogotiek onder aanvoering van kapelaan Van Heuckelem uit Utrecht.
Deze zogenaamde Utrechtse school of Sint Bernulphusgilde bestond uit de architect Alfred Tepe, interieurbouwer Friedrich Mengelberg, glazenier Heinrich Geuer en edelsmid Gerard Brom. Menig kerk werd in deze stijl gebouwd in die tijd. Goede voorbeelden zijn o.a. de basilieken van IJsselstein en Raalte en de Willibrorduskerk te Utrecht. Niet bij alle kerken bouwde Maarschalkerweerd een nieuw orgel.
Tijdgenoot Joseph Adema, die meer orgels voor de Pierre Cuypers-kerken bouwde (de Amsterdamse school) was zijn grote concurrent.
In totaal bouwde Michaël 127 kerkorgels. Het grootste orgel is te vinden in het Concertgebouw te Amsterdam(1891), daarna de Maria van Jessekerk te Delft (1893) en de O.L.Vrouwebasiliek in Zwolle (1896) met beide 38 registers.
Zonder dat men mag stellen dat Maarschalkerweerd zijn grote voorbeelden als Cavaillé-Coll en de Duitse orgelmakers als Ladegast en Sauer heeft geïmiteerd, hebben zij zeker invloed gehad op zijn werk. In 1896 ging Maarschalkerweerd over op het rein-pneumatische systeem van Carl Weigle. Deze bouwer monteerde het hele systeem in het orgel te Zwolle, dat daarmee het eerste in zijn soort werd. Ook het gebruik van het generaalcrescendo werd voor het eerst in een groot orgel toegepast te Zwolle.
Andere orgels die
door Maarschalkerweerd werden gebouwd: Leiden, Hartebrugkerk (1877); Utrecht, St. Willibrorduskerk (1885); Sneek, St.Martinuskerk (1893); Utrecht, Ste. Catharinakathedraal (1903); Groningen, St.Jozef kathedraal (1905); Eindhoven, Augustijnenkerk (1907) en IJsselstein: St.Nicolaasbasiliek, 1908
Michaël Maarschalkerweerd overleed in 1915. Zijn bedrijf werd voorgezet door Van Brussel en Elbertse en heeft bestaan tot 1940.

Maarschalkerweerd en zijn orgels
De firma Maarschalkerweerd werd opgericht in 1840 door Pieter Maarschalkerweerd.
Hij kwam uit het bedrijf van de orgelmakers Bätz te Utrecht. Aanvankelijk begon hij het bedrijf samen met Christiaan Stulting. In 1848 gaat Pieter alleen verder.
In 1860 komt zoon Michaël, geboren in 1838, die aanvankelijk als waterbouwkundige werkte bij het ministerie van Rijkswaterstaat, bij Pieter in de zaak en kreeg de firma vanaf 1865 de naam: Maarschalkerweerd en Zoon in kerkorgels.
In 1872 stapt Pieter Maarschalkerweerd uit de zaak en gaat Michaël alleen verder. Pieter overleed in 1882.
In 1913 maakt Michaël Maarschalkerweerd Cornelius H. van Brussel tot zijn compagnon. Deze zet na de dood van Michaël in 1915 de zaak nog voort tot 1935. L Collard zet het bedrijf nog voort tot 1940.
De tweede Wereldoorlog maakt een eind aan een roemruchte orgelmakerij.
Enkele belangrijke en/of regionale orgels:
Hartebrugkerk te Leiden, 1877
Sint-Martinuskerk te Vaassen, 1878
Sint-Pancratiuskerk te Tubbergen, 1881
Heilige Cyriacus en Franciscuskerk te Hoorn, 1883
Sint Willibrordkerk te Utrecht, 1885
Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming te Joppe bij Gorssel, 1889
Johannes de Doperkerk te Oosterhout, 1890
Concertgebouw te Amsterdam, 1891
Maria van Jessekerk te Delft, 1893
Doopsgezinde kerk te Deventer, 1894
Sint-Hiëronymushuis te Utrecht, 1895, wordt tot 2008 gerestaureerd en verplaatst naar Onze Lieve Vrouw ten Hemelopnemingkerk te Wijhe
Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming te Zwolle, 1896
Hervormde kerk of Augustijnenkerk te Dordrecht, 1899
Sint-Catharinakathedraal te Utrecht, 1903
Sint-Jozefkathedraal te Groningen, 1906
Sint-Nicolaasbasiliek te IJsselstein, 1908
Sint-Nicolaaskerk te Lettele, 1911
Sint-Blasiuskerk te Delden, 1912
Dispositie
HOOFDWERK
Prestant 16′
Prestant 8′
Quintadeen 8′
Roerfluit 8′
Violon 8
Octaaf 4′
Roerfluit 4′
Quint 3′
Octaaf 2′
Mixtuur 3-6 st.
Cornet 5 st.
Basson 16′
Trompet 8′
POSITIEF
Bourdon 16′
Vioolprestant 8′
Zachtgedekt 8′
Salicionaal 8′
Flute harm. 8′
Prestant 4′
Flûte dolce 4′
Woudfluit 2′
Mixtuur 2-3 st
Trompet 8′
RECIT
Viola di Gamba 8′
Vox céleste 8′
Holpijp 8′
Fl. traversière 8′
Fl. octaviante 4′
Piccolo 2′
Vox humana 8′
tremulant (2005)
KOPPELS
I + II
II + III
I + III
P + I
P+II
P + III
PEDAAL
Open Subbas 16′
Gedekt 16′
Violon 16′
Octaaf 8′
Violoncel 8′
Open fluit 4′
Bazuin 16′
Trombone 8′
toonhoogte: 440Hz
Crescendo op Récit
Generaal Crescendo

Het Brunswick-orgel uit de Observantenkirche
Nadat koning Lodewijk Napoleon in 1809 de Onze Lieve Vrouwe kerk aan de katholieken toegewezen had, moest deze eerst worden opgeknapt. Pas in 1811 kon de eerste mis worden gelezen. Wellicht heeft een kabinetorgel uit de voormalige Steegjeskerk aanvankelijk dienst gedaan, daar orgelmaker J.A.Kuiper in 1811 tot twee keer toe is betaald voor “gedane reparatiën” door het kerkbestuur.
In 1812 werd het orgel van de Observantenkirche uit Münster gekocht. Dit orgel werd gebouwd door Nicolaus Brunswick in 1697 in een kas die werd vervaardigd door kloosterlingen. De Fransiscanerorde had zelf kloosterlingen, die als timmerlieden, schrijnwerkers en altaarbouwers het interieur van hun eigen kerken maakten. Als gevolg van de Franse Revolutie kwam deze kloosterkerk met klooster leeg te staan in 1797. De in Münster werkzame professor Kistenmaker had familiebanden in Zwolle. Zodoende hoorde hij van de Onze Lieve Vrouwe kerk die een nieuw orgel zocht. Hij schreef een brief naar pastoor Johan Vitus Meijer en bemiddelde bij de aankoop.
Het orgel met kas werd overgeplaatst per schip door bemiddeling van Melchior Vornweg, die het orgel in de periode 1797-1798 nog gerepareerd had. Hij demonteerde het orgel en adviseerde het kerkbestuur over de plaatsing in Zwolle. Zij stuurden hem een plattegrond van de kerk. Vanwege de plaatsing op een orgelgalerij moest het instrument een grote wijziging ondergaan. Vornweg bekeek de situatie in Zwolle en zorgde voor het transport. In verband met de oorlogshandelingen samenhangend met de Franse Revolutie, kon het orgel pas in de zomer 1812 worden vervoerd per schip en kwam via de Vecht in Zwolle aan.
Eind 1812 werd de vergunning door de Maire (burgemeester) van Zwolle afgegeven om in de toren een zolder te maken voor de windvoorziening.
De opdracht om het orgel op te bouwen werd Vornweg niet gegund.
Deze ging naar Rudolph Knol(1759-1818). Deze orgelbouwer was vanaf 1806 gevestigd te Hasselt waar hij later het grote orgel van de St.-Stefanus-kerk zou bouwen (1818). De opdracht in de Onze Lieve Vrouwe kerk kostte het kerkbestuur f 561.12.- De werkzaamheden liepen van februari tot november 1813.
In 1815 verplaatste Knoll het orgel van de voormalige Koesteegstatie naar de O.L.V. kerk. Mogelijk had het grote orgel te lijden gehad onder de torenbrand van 11 januari 1815.
In 1817 voerde Georg Heinrich Quellhorst (1770-1836) uit Oldenzaal wijzigingen of uitbreidingen uit voor het aanzienlijke bedrag van f 2029.19. Dit hoge bedrag doet vermoeden dat de aard der werkzaamheden meer waren dan alleen onderhoud. Helaas is over de aard van de werkzaamheden niets meer bekend. Quellhorst bouwde ook een nieuw instrument voor de Bethlehemkerk in 1826. Dit werk werd bij de keuring door de organist van de Grote Kerk Sicco Hempenius afgekeurd en door Scheuer en Hempenius afgemaakt.
In 1822 werkt Nicolaas Anthonie Lohmann uit Groningen aan het orgel. Het kreeg een grote schoonmaakbeurt. Het pijpwerk werd afgenomen, hersteld waar nodig, herplaatst en opnieuw geïntoneerd. Tevens werd de gelijkzwevende stemming aangebracht waarbij alle pijpen een plaats opgeschoven werden. Quellhorst werkte daarvoor nog met de oude kamertoon. Door het opschuiven ontbrak het groot C van elk register. Het voorstel van Lohmann om deze bij te maken werd niet opgevolgd. Pas in 1868 zou Pieter Maarschalkerweerd dit doen.
Lohmann werkte tevens aan de orgels van de nog in gebruik zijnde staties ‘Onder de Bogen’ en de statie in ‘de Hoornsteeg’.
Van 1824 tot 1849 werd het onderhoud verzorgd door de toen in Zwolle woonachtige Johan Christoff Scheuer (1776-1854). Hij stemde het orgel jaarlijks voor f 60,-
In 1832 breidde Scheuer het pedaal uit met een Clairon 4′. Hij veranderde de fluit d’amour.
Van zijn hand is ook het orgel van de Broerenkerk in Zwolle (1824).
In Overijssel bouwde hij nog enkele orgels waaronder in Den Ham (Hervormde Kerk) en in de Grote Kerk in Enschede. Dit orgel kon hij door zijn overlijden niet meer afmaken. Bij de grote stadsbrand van 1862 ging dit orgel helaas verloren.
In 1850 vond een restauratie plaats door C.F.A.Naber uit Deventer en werd de kas opnieuw geschilderd. Uit onderzoek blijkt dat er in de kas verschillende beschilderingen zijn te herkennen. De achterkant van het positieffront is roze. De rest is in bruin geschilderd. Dit zou kunnen wijzen op invoeging van het rugwerkfront in de hoofdkas. Wellicht had het orgel in Münster nog een Rugwerk. Ook de ornamenten zoals een klarinet aan de voorkant wijzen op latere toevoegingen. De klarinet was in 1697 nog niet uitgevonden. Ook de zaagtand-versiering, de lange pijpenvelden tussen pedaaltorens en positief en de vreemd geplaatste zuilen onder de pedaaltorens en de ingewerkte zuilen met Ionische kapitelen wijzen op een latere toevoeging.
In 1868 werd het orgel hersteld door Pieter Maarschalkerweerd uit Utrecht. Hiermee komt het orgel in handen van de fa. Maarschalkerweerd die van katholieke huize is en wiens zoon later het nieuwe binnenwerk zou leveren. Pieter Maarschalkerweerd voegde aan het positief een Gamba 8′ toe, verlengde de Prestant 4′ weer tot 8′ en verving de Cornet Spetie 4′ in het pedaal door een Octaaf 4′. Totale kosten: f 1240,40 Deze verandering leidde nog niet tot het gewenste resultaat. In 1894 besloot het kerkbestuur van de Onze Lieve Vrouwe parochie om het orgel te vervangen door een nieuw orgel. (Overgenomen uit: Orgelgeschiedenis van de Onze Lieve Vrouwebasiliek, Zwolle. G.A.M.Keilholtz, 2006)

Interieur van het Orgel
Het interieur van de orgelkas
We beginnen bij de windvoorziening. Achter het orgel, in de balgenkamer, ligt een enorme blaasbalg met 4 schepbalgen eronder. De schepbalgen kunnen door een trapinstallatie worden bediend. Normaal gesproken wordt de wind ingeblazen via de ventilator.
In de onderkas bevinden zich 2 dubbele regulateurbalgen, die het hoofdwerk, positief en pedaal van wind voorzien. Onder het récit ligt nog een aparte schokbalg, waaraan de tremulant is bevestigd.
Het rein-pneumatische systeem van de Stuttgarter orgelmaker Carl Weigle zorgt voor het windtransport via kilometerslange loden buizen van blaasbalg, via de speeltafel, naar de windladen.
Op de windladen staat het pijpwerk. Het pedaal staat opgesteld tegen de achterwand. De grote houten pijpen van de Open Subbas zijn op verschillende plaatsen langs de zijwand van de orgelkas geplaatst. Achter het front bevindt zich onder het hoofdwerk, met piramidale opstelling in C en C# kant. In de bovenkant staat het positief-pijpwerk.
De Cornetlade staat haaks op de andere windladen op een verhoging.
Het récit staat achter het positief, in een aparte kast, met jaloezieën
Beschrijving van het front.
De kast wordt geflankeerd door 16 voets pedaaltorens. Deze worden schijnbaar gedragen door zuilen met ionische versieringen. Uit onderzoek rees het vermoeden dat de pedaaltorens niet aan de uit 1697 stammende Westfaalse Barokke orgelkas komen, maar door G. Quellhorst zijn toegevoegd rond 1818.
Het oorspronkelijke orgelfront bezat een hoofdwerk en een rugwerk. Dat rugwerk is oorspronkelijk gedragen door de zuilen, die nu onder de pedaaltorens staan.
Vijf beelden hebben de orgelkas in Münster gehad en deze zijn waarschijnlijk ook nog in Zwolle geweest, maar a de neogotische inrichting van de kerk rond 1870 verwijderd. In het midden stond een beeld van David met de harp, dan 2 zittende en 2 staande engelen, die wellicht een blaas- of strijkinstrument bespeelden.
Tekenaar Bert Dijkink maakte een impressie van de oorspronkelijke orgelkas, zoals die in Münster opgesteld was.
Op de onderkas zijn motieven in bladgoud aangebracht van een klarinet, een bazuin, een trompet en een viool. De motieven zijn bij nadere bestudering terug te voeren naar instrumenten, zoals ze rond 1700 bekend waren. Een gedenkbord van de schenker siert de onderkast. Twee deuren daaronder vermoedden de plaats van de oorspronkelijke speeltafel van het Brunswick-orgel.
In het front zijn verschillende engelenkoppen aangebracht. De gevleugelde engelkop onderaan het positieffront is het meest prominent aanwezig.
De torens met pijpwerk zijn piramidaal uitgevoerd met houtsnijwerk versiering.
Het orgel wordt bekroond met het wapen van de familie Heerkens, de schenker van het orgel.
De drie haringen op een azuurblauw veld kan men op verschillende plaatsen in de kerk terugvinden, waaronder in het centrale raam achter het ciboriealtaar en op het Maria- altaar.
De speeltafel
De speeltafel, vervaardigd door Carl Weigle, bevat 3 manualen en pedaal. Er zijn 36 sprekende registers en koppels, uitgevoerd als toetsen, die zijwaarts wegsteken.
De pedaalkoppels zijn uitgevoerd boven het pedaal, ook als steekkoppels. Het orgel bezit een generaal-crescendo trede en een trede voor de zwelkast.
Het generaal-crescendo werd door Maarschalkerweerd voor het eerst in dit orgel toegepast.
Onder het eerste manuaal zijn 6 pistons voor vaste combinaties aangebracht. Zie verder de dispositie>>>
Het Kaat & Tijhuis koororgel

Het koororgel werd in 1986 gebouwd door de firma Kaat en Tijhuis uit Kampen.
Begin 1986 werd besloten dit instrument te bouwen, omdat de wens bestond dat het kerkkoor naast het altaar, in het liturgisch centrum, plaatsnam. In oktober van dat jaar werd het in gebruik genomen. Bernard Bartelink was de adviseur.
In oktober 2007 is het orgel gewijzigd. De Doublette 2′ is vervangen door Woudfluit 2′.
De quint 1 1/3′ werd gewijzigd in een Nasard 2 2/3′ met een bas/diskant scheiding. De Sifflet 1′ is door opschuiving veranderd in Terts 1 3/5′ discant.
Het orgel is gestemd in een Neidhardt I stemming. De benaming Subbas is veranderd in Bourdon.
Door middel van een voettrede kunnen meerdere registers tegelijk in – en uitgeschakeld worden, zodat de organist snel van koorzang naar volkszangbegeleiding kan omschakelen. Het orgel staat op een verrijdbaar plateau. Boven de speeltafel is een plaatje aangebracht met opschrift: Met dank aan de Familie Brandhoff-Beddink. Het instrument staat in het zuidertransept.
De Firma Kaat en Tijhuis begon in 1979 toen Marinus Elize Kaat en Levinus Gerardus Tijhuis de zaak van Fonteyn en Gaal overnamen. Zij vestigden zich in Kampen. Beiden hadden vroeger in dat bedrijf gewerkt. In tegenstelling tot Fonteyn en Gaal gingen Kaat en Tijhuis uit van ambachtelijk vervaardigde mechanische orgels die zich qua klankkleur richtten op de Zuidduitse Silbermannorgels.
Inmiddels groeide de werklijst gestaag met interessante opdrachten zoals een orgel voor een concertzaal in Athene (Gr.)
In 2008 verplaatste Kaat & Tijhuis het Ademaorgel van de St. Michaelkerk aan de Willebrandlaan naar de basiliek van de H.Kruisverheffing te Raalte. Daar heeft het een uitstekende plaats teruggevonden in een neogotische ruimte, waar het ook voor gebouwd was.
In 2013 maakte Menno Kaat met het bedrijf, in afgeslankte vorm, een doorstart na een faillissement.
dispositie: man: C – f ”’ ; Ped: C – f’
Bourdon 8′, Fluit 4′, Prestant 4′, Quint 2 2/3′ (bas en discant), woudfluit 2′ en terts 1 3/5′(disc.).
Pedaal: Bourdon 16′ voethevel voor stemmen af/ bij.
Neidhart I stemming a= 440 Hz.
Mechanische tractuur. Bouwjaar 1986, gewijzigd 2007.

Organist en dirigent
Gerard Keilholtz
Gerard Keilholtz is verbonden als organist van de Onze Lieve Vrouwebasiliek. Als dirigent is Gerard verbonden aan de Schola Cantorum, de Onser Liver Vrowen Sengers ofwel Basiliekkoor en aan het Gelegenheidskoor, alle verbonden aan de Onze Lieve Vrouwebasiliek.
Tevens is hij dirigent van het koor Camerata uit Deventer.
Gerard Keilholtz begon zijn studie bij Everhard Krukkert uit Deventer, organist van de Broederenkerk. Bij Krukkert leerde hij de muziek van o.a. Hendrik Andriessen kennen, bij wie Krukkert gestudeerd had. Tevens volgde hij daar theorie-, piano en directielessen.
Keilholtz vervolgde zijn professionele studie aan het Stedelijk Conservatorium Zwolle, thans Artez Conservatorium Zwolle. Bij Jos Leussink, musicoloog en dirigent volgde hij het hoofdvak koordirectie en bij Harm Jansen hoofdvak Orgel. In 1983 sloot hij deze studies af.
Aansluitend volgde hij bij Nico Waasdorp in Haarlem een specialisatiecursus in de Franse symfonische werken.
In de jaren 2002 tot 2005 studeerde Gerard Keilholtz bij Gijs van Schoonhoven orgelimprovisatie en kerkmuziek aan het Conservatorium Enschede.
Gerard is in 2008 benoemd tot titulair organist van het Ademaorgel in de basiliek van de Heilige Kruisverheffing in Raalte, waar hij ook woont.
Sinds 1999 is Gerard organisator van concerten in de serie Kerken als Podium, met name de concerten in de basiliek.
Als dirigent is Gerard verbonden aan het Kamerkoor ‘Camerata Deventer’ en in Zwolle aan de Schola Cantorum, de Onser Liver Vrowen Sengers ofwel Basiliekkoor en het Gelegenheidskoor, alle verbonden aan de Onze Lieve Vrouwebasiliek.



















Concerten
[MEC id=”516″]
Slideshow
In het kort voor kinderen
Het grote orgel achter in de kerk heeft 2222 pijpen. Je ziet Maar een gedeelte daarvan. Een orgelpijp is gemaakt van orgelmetaal. Dat is een combinatie van lood en tin. Elke pijp heeft een andere klank. Daarom heeft een orgel heel veel kleuren, klankkleuren genoemd.
Een orgel blaast de wind in de pijpen. Dit doet de organist met de toetsen, bij orgel een manuaal genoemd. Dit orgel heeft 3 manualen van elk 54 toetsen. Een organist speelt ook op het voetklavier, pedaal genoemd. Daarin klinken vaak de zware tonen.
De pijpen worden dus aangeblazen door lucht. Hiervoor zijn er in het orgel verschillende blaasbalgen. De grootste is ook zo groot St er een paar ijzeren spoorrails op liggen om de winddruk te maken.
De pijpen staan op een windlade. Als de organist een toets indrukt komt de wind in de pijp. Dat hele systeem van toeten, buisjes en windladen heet regeerwerk .
In dit grote orgel zijn 36 soort pijpen. En dan is er voor elke toets zo’n soort pijp. Een paar namen van die ‘registers’ zoals je een rij pijpen noemt zijn: prestant, fluit, octaaf, Trompet, Bazuin en mixtuur. De prestant is het register voor in het orgel, de pijpen die je ziet. Een mixtuur heeft meer pijpen per toets.ze zijn gemixt.
De orgelbouwer van dit orgel heet Michaël Maarschalkerweerd. Hij woonde in Utrecht. In totaal maakte hij 127 orgels in Nederland. Het beroemdste orgel van hem staat in de concertzaal van het Concertgebouw van Amsterdam.
Om orgel te kunnen spelen moet je lang oefenen. Als je een diploma hebt mag je op dit orgel een keer spelen. Boven op het orgel zie je een wapen met drie vissen, haringen. Het is het familiewapen van diegene die het geld voor het orgel heeft gegeven, Theodoor Heerkens. Het orgel is bijna 125 jaar oud. De orgelkast is nog ouder, die is al 320 jaar oud. Mensen die in een klooster wonen, monniken hebben de kast gemaakt. Er zijn mooie engelenkopjes op gemaakt. En versieringen van goud.

